Hij zegt “den kaas is rot”
Pier (of Peer) “lala” is een soort Tijl Uylenspiegel die zijn ongezouten mening (en dus die van de liedjesschrijver) verkondigt, mét een refrein dat moet meegezongen worden, en de toehoorders dus “medeplichtig” maakt aan de messcherpe kritiek in het lied.
Dit anoniem liedblad (uit de verzameling Wouters-Moorman) moet van kort voor 1830 dateren toen men het Hollands bewind alhier steeds minder en minder wou tolereren. Het liedblad kwam dan wel in een “hollandse” verzameling terecht, het is duidelijk dat het in Vlaanderen (en wellicht ook in Brussel, toen nog niet helemaal verfranst) werd gezongen.
Het mes van de kritiek sneed overigens langs twee kanten want enkele jaren na het vertrek van dat Hollands bewind werd een marktzanger in het koninklijk paleis van koning Willem ontvangen die daar eveneens “Peer lala” liet zingen, maar ditmaal over de Belgen die blijkbaar treurden om het vertrek van koning Willem, we publiceerden 7 jaar geleden al het lied van den “Belgischen Peerlala”.
Hij zegt “den kaas is rot”
1054 [A] onbekend (1830) [C] P.D. trad.
Hoort vrienden blijft een weinig staan,
En luistert met genucht
Eer dat ge naar uw huis zult gaan
Zal ik zingen dees klucht:
’t Is van den koning van Holland,
Zocht kwestie(1) hier aan alle kant.
Voor ’t geld, zei Peer la la sa sa,
Voor ’t geld, zei Peer la la.
Als de koning kwam in ons land,
Had hij geen oorden(2) meer,
Hij liet veel schuld in Engeland,
En nu speelt hij mijnheer.
Het is door ’t geld van klein en groot,
En hij belette ons het brood.
Da’s slecht, zei Peer la la sa sa.
Da’s slecht, zei Peer la la.
Prins Willem, hoe zijt gij zoo slecht
Met uwen kazen bol,
Gij zijt wat streng al in uw recht
Dat houdt gij niet meer vol.
Hij brokkelt af langs alle kant.
Gij verkoopt hem niet meer in ons land.
Hij stinkt, zei Peer la la sa sa,
Hij stinkt, zei Peer la la.
Gij houdt veel van het malenrecht
Besteelt burger, soldaat,
Contributie vroeg hij niet slecht.
Ziet hoe het voorders gaat.
Gij geeft hun maar een pondjen brood,
’t Is nauwlijks voor de hongersnood.
Gij dief, zei Peer la la sa sa
Gij dief, zei Peer la la.
Gij schelm, als gij kwaamt in het land,
In Brussel wierd gij g’huld.(3)
De Belgen hebben u aangerand,
Toen waren w’al gekuld.
Gij zijt een koning zonder kroon
In Brussel stelden z’u op de troon.
Kapoen, zei Peer la la sa sa
Kapoen, zei Peer la la.
Nu zijt gij, heer, wel machtig rijk
Bezat heel ’t Nederland;
Gij zijt koning aan de Moerdijk,
Ook Vlaand’ren en Brabant.
Gij zijt van de kolonieën heer
En zo heeft ieder zijne keer.
Ga weg, zei Peer la la sa sa
Ga weg, zei Peer la la.
Buonapart was ook een held,
Bezat de schoonst’ armee
En toch wierd hij ter neer geveld,
Langst dorpen en langst stee.
Zij sloegen hem tot in Frankrijk,
Toen was hij arm in plaats van rijk
Gij ook, zei Peer la la sa sa
Gij ook, zei Peer la la.
Oorlof vriend dan nu voor het lest,
Blijft maar stil in uw kot,
Dat ik u raad, dat is het best,
Want uwe kaas is rot.
En speelt geen meester in ons land,
Dan haalde geen schand in Brabant.
Gij geus, zei Peer la la sa sa.
Gij geus, zei Peer la la.
(1) kwestie: tegenspraak, ruzie, “boel”
(2) oorden: de laagste munteenheid, zoals later de “cent”
(3) g’huld: ingehuldigd
![]() |
Partituur * Hij zegt “den kaas is rot” * |
![]() |
instrumentaal
|
Bronnen: zangwijze: Van Pierlala (zoals ik ze circa 1960 leerde van mijn vader) tekst in "Het Straatlied" (Wouters & Moorman) pag. 74-75 van een liedblad uit 1830